Artikel

RMC Panel in gesprek over kansen(on)gelijkheid en prestatiedruk

30 november 2021

Op 18 november ging een panel van 6 RMC-coördinatoren in het kader van de Week voor het recht op onderwijs en ontwikkeling met elkaar in gesprek over 4 stellingen rond kansen(on)gelijkheid en prestatiedruk in het onderwijs.

Hoewel alleen de laatste stelling direct met corona te maken had, was al tijdens de voorstelronde de grote impact van de coronacrisis onderwerp van gesprek. Impact op de jongeren waar de panelleden als RMC-coördinator voor werken, op de medewerkers van scholen in hun regio en ook op het eigen leven, zowel werk als privé. Er zijn zorgen over de besmettingen op scholen. Zorgen over wat deze crisis doet met jongeren. Dat mogen we niet onderschatten. De coronacrisis vraagt veel van de veerkracht van mensen. Hoe mensen daarmee om (kunnen) gaan, sloot aan bij de rode draad deze middag: de vraag in hoeverre we erin slagen jongeren gelijke kansen te geven.

Extra kansen bieden

Op het eerste gezicht heeft de eerste stelling “In vijf jaar het vmbo halen of een zesjarige havo, waarom niet?” misschien niet direct te maken met kansen(on)gelijkheid. Dat er wel degelijk een link is blijkt uit het artikel Het onderwijssysteem moet radicaal anders over de eerste vmbo-‘kansklas’ van Nederland. In die kansklas krijgen leerlingen een jaar extra om hun achterstanden in te lopen. Een succesverhaal, vooral dankzij de visie en de inzet van de school.

De meeste panelleden vinden het een goed idee. Niet iedereen zit op hetzelfde moment op hetzelfde niveau. Een van de deelnemers noemt in dit verband Studio Moio. Dat is o.a. succesvol omdat tijd veel minder een rol speelt en het aanbieden van de leerstof wordt aangepast aan waar een jongere staat in zijn (persoonlijke) ontwikkeling. In verschillende andere landen doorlopen jongeren van verschillende niveaus hetzelfde aantal jaren middelbare school – per vak kan een leerlingen dan zijn of haar uitdaging opzoeken. Meer ruimte voor ontwikkeling en maatwerk is gewenst.

Imagoproblemen

Heel jong al een opleidings- of beroepskeuze maken is ook niet altijd wenselijk, merken meerdere panelleden op. En als een jongere dan een keuze maakt die toch niet goed bij hem of haar blijkt te passen, is het ook maar net hoe je daarmee omgaat. In sommige buurlanden wordt een switch bijvoorbeeld niet zo geproblematiseerd. Daarmee komt het gesprek op imago. Is doubleren ook niet gewoon een jaar extra de tijd geven? Op zich wel, vinden de meesten, maar het heeft vaak toch een negatief imago. Ook voor de leerling zelf is het vaak een negatieve ervaring, al was het maar omdat een kind daardoor het contact kan verliezen met de eigen groep.

Dan het vmbo, dat heeft ook nog steeds een imagoprobleem. En juist daar wordt de diepere ongelijkheid in de maatschappij zichtbaar volgens de panelleden. Iedereen wil het beste voor zijn kind. Maar wat is het beste? Havo of vwo is voor veel ouders het streven, want dan kun je studeren en heb je later de meeste kans op een goedbetaalde baan. Hoe hoger je diploma, hoe hoger je salaris. Terwijl er op de arbeidsmarkt juist zo’n behoefte is aan makers. Maar de beloning van dat werk blijft achter en de maakberoepen hebben last van het imago dat het lichamelijk zwaar is en van verdringing door vakmensen uit goedkopere landen. Ook het imago van het beroep van leraar is in aanzien gedaald. Als mensen vroeger vertelden dat ze leerkracht waren, kregen ze als reactie ‘oh!’, nu is dat ‘aach’, merkt een panellid op. Dat moet weer andersom.

Kloof

Het is een mooie brug naar de volgende stelling. “In een wereld waarin scholen moeten concurreren, een wereld van vraag en aanbod, wordt de rol van commerciële aanbieders alleen maar groter. Hoe meer ouders kunnen betalen, hoe beter hun kind het doet in het onderwijs”. De portemonnee en de ambities van de ouders spelen inderdaad een rol vindt het panel. Daarvoor hoef je alleen maar naar particulier onderwijs te kijken. Particuliere vmbo-scholen bestaan niet of hoogstens voor vmbo-t. Als het rendabel zou zijn, zouden ze er wel zijn. Ook daar zie je dus weer de onderliggende kloof tussen rijk en arm in Nederland.

Zou het niet beter zijn om af te stappen van de uniforme beloning in het onderwijs? Zou het niet mooi zijn als de beste leerkrachten voor de klas staan op de plekken waar ze het hardst nodig zijn met een beloning die daarbij past? Dat idee is niet nieuw, maar het gebeurt niet.

Gelijkmaker

Is het onderwijs eigenlijk wel de geschikte plek om kansenongelijkheid tegen te gaan? Daarover gaat de volgende stelling en ook het artikel Onderwijs is niet de grote gelijkmaker van Johannes Visser in de Correspondent. Hoe graag we ook gelijke kansen willen, de werkelijkheid is anders volgens de panelleden. Er zijn te veel kinderen die bij de geboorte al op 1-0 achterstand staan. Factoren die daarbij meespelen zijn dat een deel van de maatschappij helemaal niet wil dat bepaalde mensen ‘bij de groep’ komen en anderen het nut van doorleren niet zien, zelfs als een kind wel meer in de mars heeft. Dat kan het onderwijs niet oplossen. Wat het onderwijs wél kan en ook moet blijven doen is signaleren waar het wringt.

Een van de panelleden heeft een positieve noot in dit verband, ze heeft gemerkt dat, nadat de scholen weer opengingen na de landelijke lockdown in 2020, er meer aandacht was voor leerlingen waar het niet zo goed mee ging. Die erkenning is al een goede stap. De opmerking sluit naadloos aan bij de laatste stelling: “Is het tijd om tegenwicht te bieden tegen de prestatiedruk en het geloof in maakbaarheid, nu we als samenleving herstellen van corona?”

Omgaan met druk

De panelleden zien veel uitdagingen op dit vlak. Jongeren krijgen via social media een vertekend beeld van het leven. Dat geeft druk. De inrichting van het onderwijssysteem en verwachtingen van ouders versterken de druk. Hoe we vervolgens omgaan met jongeren die last hebben van die druk is ook veranderd. Versterk je niet het gevoel dat er iets mis is met je, door al snel naar professionele hulpverlening te grijpen? Een van de panelleden ziet een positieve ontwikkeling bij de jongerenaanpak in haar gemeente. In plaats van trekken en duwen op het gebied van werk en onderwijs, zijn RMC-medewerkers steeds meer coaches op alle leefgebieden. Als je uitgaat van waar een jongere is in zijn of haar leven, bereik je meer.

Het gesprek komt daarmee op de praktijk. Hoe kan het dat we effecten van de coronacrisis nog niet echt zien in de vsv-cijfers? Volgens een van de panelleden geven de cijfers een vertekend beeld. Er is veel ruimte gezocht om jongeren richting het diploma te krijgen. Exameneisen zijn versoepeld en scholen is op het hart gedrukt niet uit te schrijven. Als dat inhoudt: ‘laat jongeren niet los’, dan is dat alleen maar goed, vindt de een. ‘Liever realistische cijfers’ vindt de ander, dat zegt meer over de situatie van de jongeren. Optimisme of realisme? Het is een vraag die het gesprek over kansengelijkheid mooi samenvat.

 

Aan dit panelgesprek deden mee:

  • Ypkje Grimm - beleidsadviseur jongeren, arbeid en onderwijs in Enschede
  • Marieke Weima - RMC-coördinator West-Friesland bij Gemeente Hoorn
  • Susan Richter - RMC coördinator Regio Zuid-Holland Oost bij Gemeente Gouda
  • Sanne Schut – RMC coördinator regio Amsterdam
  • Marina Smits - RMC-coördinator regio Haaglanden
  • Erwin Keuskamp - Programmamanager onderwijs en werk – Dienst Gezondheid en Jeugd – Zuid Holland Zuid

Liesbeth de Boer, projectleider bij Ingrado, nam het initiatief en bereidde de bijeenkomt voor met Ypkje Grimm, beleidsadviseur jongeren bij de gemeente Enschede.

Deel dit artikel:

Vragen of opmerkingen? Neem dan contact met ons op.