Het Kohnstamm Instituut deed onderzoek en analyseerde 80 uitspraken van de Geschillencommissie passend onderwijs over leerlingen die thuiszitten of dreigden thuis te komen zitten. Het doel van dit onderzoek was inzicht geven in de omstandigheden waarbij kinderen thuis komen te zitten en aanbevelingen geven om thuiszitten te voorkomen.
Het onderzoek bevat een literatuurstudie naar de omstandigheden en oorzaken van thuiszitten en een kwalitatieve analyse van 80 casussen van de GPO (Geschillencommissie Passend Onderwijs) waarbij leerlingen thuiszitten.
De literatuurstudie laat allereerst zien dat thuiszitten met name voorkomt in het voortgezet onderwijs en in mindere mate in het primair onderwijs. Vooral in het vmbo en aan het eind van de leerplichtige leeftijd komt thuiszitten voor. Hoewel thuiszitten zich met name in het voortgezet onderwijs voordoet, speelt bepaalde problematiek doorgaans al langer. Een oorzaak van thuiszitten die in verschillende onderzoeken wordt genoemd, is dat scholen de verzuimregistratie niet op orde hebben, waardoor het te laat wordt gesignaleerd. Een andere oorzaak kan zijn dat de communicatie en/of samenwerking tussen school en ouders/kind misgaat. Het kan ook voorkomen dat ouders er bewust voor kiezen om hun kind niet naar school te laten gaan, bijvoorbeeld vanwege ervaren onveiligheid op school of geen passend onderwijsaanbod voor de leerlingen. Tot slot worden wachtlijsten bij toelating tot speciaal (basis)onderwijs, onduidelijkheid over wie de regie heeft, handelingsverlegenheid bij leraren, en problemen op het gebied van de zorgplicht genoemd als oorzaken/omstandigheden bij thuiszitten die zich voordoen rond de school/ouders.
In het tweede deel van het onderzoek is bij 80 casussen van de GPO waarbij sprake was van thuiszitten, nagegaan welke omstandigheden en factoren hierbij een rol spelen. Een ruime meerderheid van de casussen betrof jongens (80 procent). De meeste geschillen gingen over verwijdering, gevolgd door geschillen over toelating en ontwikkelingsperspectief. Daarnaast hadden de meeste casussen betrekking op leerlingen in het voorgezet onderwijs, gevolgd door leerlingen in het primair en het speciaal onderwijs. Bijna de helft van de leerlingen die het betrof was gediagnosticeerd met een psychische of fysieke diagnose, waarvan ADHD de meest voorkomende was. Van de factoren voor thuiszitten rond school/ouders was de meest voorkomende dat er geen passend onderwijsaanbod was voor de leerling, gevolgd door een misgelopen relatie tussen school en ouder.
Bij de verschillen tussen gegronde en ongegronde casussen valt op dat in de casussen waar benoemd werd dat er onvoldoende contact is geweest tussen de school en het samenwerkingsverband, de ouders in het gelijk zijn gesteld. Ook de factor onvoldoende passend aanbod – en dan vooral het punt dat de school vindt dat ze de leerling niet voldoende kan bieden – komt in relatieve en absolute zin vaker voor bij gegronde uitspraken, waarin de ouders in het gelijk worden gesteld. Bij uitspraken waarin de school gelijk krijgt, worden ook vaker acties genoemd om het thuiszitten te voorkomen.
Lees hier meer.
Vragen of opmerkingen? Neem dan contact met ons op.