Artikel

Van leerplicht naar leerrecht

20 december 2022

Zes letters vervangen door vijf andere. Kleine ingreep, grote impact. Ter ere van het 20-jarig bestaan in september jl. werd het Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland omgedoopt in Regionaal Bureau Leerrecht (RBL). ‘Ons jubileum was een mooi moment om te gaan uitdragen waar we al langer naar op weg waren’, zegt Senne Janssen, manager van het RBL.

De naamsverandering is het logische gevolg van ontwikkelingen in het werkveld en van een veranderde visie op taken, rol en verantwoordelijkheden van de leer­ plichtambtenaar’, legt Janssen uit. Samen met Karin Amptmeijer, senior­consulent leerrecht – de plicht is ook uit de func­tiebenaming geschrapt – vertelt hij aan Ingrado Magazine over de weg die hen bracht naar waar ze nu staan. En over de trots die de nieuwe naam met zich meebrengt.

Wat zijn de ontwikkelingen die geleid hebben tot deze stap?
Janssen: ‘Langzaam maar heel zeker zijn we weggegaan van de plicht en gegroeid naar het recht. Dat is uiteindelijk ook het doel van de Leerplichtwet; ieder kind heeft recht op onderwijs, de wet is er om dat recht te beschermen. Door de focus te verschuiven van plicht naar recht kijken we niet langer alleen naar ouders en kinderen – op wie de leerplicht rust – maar ook naar het onderwijs en partners die het recht op onderwijs moeten helpen borgen.

‘Dat het handhavende karakter van het werk zo afneemt, is ook terug te zien in de cijfers. In het schooljaar 2013/2014 maak­ten alle leerplichtorganisaties samen nog 10.000 keer een proces­verbaal op, in 2021/2022 was dat nog maar 2000 keer. Een dergelijke ontwikkeling zien we ook in onze regio. In plaats daarvan houden we ons steeds meer bezig met thuiszitters bij wie geen sprake is van verwijtbaar ver­zuim. Toch zien we het als onze opdracht om – vanuit de bedoeling van de wet – samen met anderen te kijken wat er nodig is om hen terug te brengen naar onderwijs. Ook is een belangrijk deel van ons werk gericht op 18­-plussers die sowieso niet leerplichtig meer zijn. Al deze ontwikke­lingen samen maakten dat de term ‘leer­plicht’ in onze naam niet meer paste.’

Wat is er de afgelopen decennia veranderd in jullie werkpraktijk?
Amptmeijer: ‘Vijftien jaar geleden, toen ik begon bij het RBL, bestond ons werk voornamelijk uit optreden bij ongeoorloofd verzuim, behandelen van verlofaanvragen en afgeven van vrijstellingen. Ons netwerk was veel smaller dan vandaag de dag. We zaten in een kantoor waar we ouders en leerlingen uitnodigden voor gesprekken. Tegenwoordig werken we op de scholen, hebben daar onze afspraken. In plaats van alleen over het terugdringen en voorkomen van schoolverzuim, gingen we praten over het voorkomen van schooluit­val, over het recht op onderwijs en wat er nodig was dat recht te beschermen. Dat waren landelijke ontwikkelingen en wij zijn daarin meegegaan. Langzaam maar ze­ker verdween de focus op de strafrechte­lijke aanpak van schoolverzuim om plaats te maken voor een methodische aanpak (de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) – red.).’

De nieuwe benaming doet recht aan de rol die we meer en meer hebben gekregen

Is met een andere functiebenaming ook de inhoud van de functie veranderd? Doet een consulent leerrecht iets anders dan een leerplichtambtenaar?
Janssen: ‘Eigenlijk is het andersom; de nieuwe benaming doet recht aan de rol die we meer en meer gekregen hebben. Wel hebben we recent nog meer verdie­ping aangebracht in de functie. Aan alle scholen voor voortgezet onderwijs zijn met ingang van dit schooljaar twee consulen­ten leerrecht verbonden. De een voert de reguliere taken uit waaronder de verzuim­meldingen en de vrijstellingen en de ander houdt zich uitsluitend bezig met thuiszit­ters. Door specialisatie aan te brengen, faciliteren we doorontwikkeling van kennis en expertise. Ook creëert het meer focus bij de consulenten.’

Amptmeijer heeft als senior een coördine­rende rol in het nieuwe thuiszittersteam: ‘Als je echt werk wil maken van thuiszitters, kost dat tijd. Tijd om ze in beeld te krijgen, om uit te pluizen wat er aan de hand is, om na te denken, te overleggen en om plannen te maken om ze terug te leiden naar onderwijs. Met een team van vijf collega’s volgen we nu alle thuiszitters in de regio.

Sommigen monitoren we alleen, bijvoorbeeld omdat ze in behandeling zijn waardoor onderwijs nu niet aan de orde is. Bij andere jongeren zijn we actief betrok­ken. We spreken de school aan op hun verantwoordelijkheid, denken mee over alternatieve trajecten, overleggen met de jeugdteams. En daar waar het niet goed loopt, hebben wij de proces­regie. Bijvoor­beeld als een traject bij de jeugdhulp stag­neert of als de communicatie met ouders verstoord is. Dat is intensief. We zorgen voor het overzicht, leggen de lijnen tussen alle betrokken partijen en monitoren de afspraken.’
 

RBL Holland Rijnland in artikel over leerrecht in Ingrado Magazine van december 2022

 

Hoe hebben jullie die positie van procesregisseur verworven?
Janssen: ‘Alle partijen erkennen het belang van een regiehouder in een thuiszittersca­ sus. In onze regionale afspraken is vastge­ legd dat wij die rol op ons kunnen nemen, met name als er stagnatie optreedt. Wij weten veel omdat we vaak al langere tijd bij een leerling betrokken zijn voordat hij of zij komt thuis te zitten. Wij hebben een groot netwerk en kunnen alle partijen in positie brengen.

‘Deze rol vraagt echter andere competen­ties dan de traditionele leerplichtambte­naar heeft. Je moet een overleg kunnen voorzitten en een beetje stevig kunnen zijn naar de andere partijen, je moet de lijnen kunnen uitzetten en bewaken. Dat vraagt veel. Het voordeel van een RBL zijn, is dat we door onze schaalgrootte kunnen investeren in deskundigheidsbevordering, bijvoorbeeld door middel van trainingen en intervisie. Zo kunnen we onze consulen­ten op het gewenste niveau brengen.’

Amptmeijer: ‘Het lukt echt niet in alle gevallen om een oplossing te vinden hoor. Soms is het te ingewikkeld. We hebben te maken met scholen die in een bepaal­ de structuur zitten, met ouders die in de problemen zitten, met wachtlijsten in de jeugdhulp, in het speciaal onderwijs. Maar op het moment dat je goede lijnen hebt in je netwerk, kun je met elkaar de schouders eronder zetten als het vastloopt. Als meer­ dere partijen zeggen “we willen echt dat dit kind weer naar school gaat en we gaan ervoor zorgen dat er een plek komt”, dan is een oplossing in zicht.

‘Wat zou helpen is als scholen meer zouden doen om kinderen die thuiszitten betrokken te houden, bijvoorbeeld door digitaal onderwijs aan te bieden. Tijdens corona was dat heel normaal en nu is het weer helemaal verdwenen. Dat is echt jammer. En dan is er een groep kinderen die niet binnen de muren van de school tot ontwikkeling zullen komen, zoals sommi­ge hoogbegaafde kinderen of kinderen met autisme. Voor die groep zie je allerlei trajecten en projecten ontstaan waar de kinderen veel baat bij kunnen hebben, maar waar niemand meer echt zicht op heeft. Dat vind ik wel problematisch.’

Hoe kijken jullie in dit verband naar de vrijstellingen 5 onder a, waarbij kinderen zijn vrijgesteld van schoolinschrijving?
Janssen: ‘Ik denk dat we daarvan af moe­ten. Een vrijstelling is 0 of 1, je kan naar school of je kan het niet. De werkelijkheid is niet 0 of 1, je wil bij ieder kind kijken wat er mogelijk is. Ik geloof ook niet in het idee van de minister dat het aantal vrijstellin­gen naar beneden zal gaan als de samen­werkingsverbanden gaan meekijken voor­dat er een vrijstelling wordt afgegeven. Wij doen dat in onze regio al heel lang, maar het is in financieel opzicht niet altijd in het belang van het samenwerkingsverband een kind binnenboord te houden. Zo’n kind heeft immers vaak een duur traject nodig. Ik denk dat we het moeten omdraaien. Als het aantal vrijstellingen in een regio daalt, ontvangt het samenwerkingsverband extra financiële middelen. Dan staat de prikkel de juiste kant op en dat gaat moge­lijk motiveren.’

Je moet trots zijn op je beroep, met deze naam zijn we dat!

Wat kan de consulent leerrecht doen in preventief opzicht?
Amptmeijer: ‘We zijn veel aanwezig op de scholen. We adviseren de scholen en voeren preventieve gesprekken met leerlingen. Scholen vragen ons geregeld om advies. Ik zie dat dit kind het niet redt om de hele week naar school te gaan. Wat kunnen we doen? Ik zoek dan uit wat er aan de hand is, of er al hulpverlening betrokken is. Samen bekijken we wat er nog allemaal mogelijk is. Scholen zijn nog steeds afgescheiden van de hulpverle­ning, terwijl wij juist veel contact hebben met jeugdteams en jeugdhulp. Omdat we veel aanwezig zijn op de scholen kloppen zij vaak eerder bij ons aan. Wij zijn laag­drempeliger.

Janssen: ‘Natuurlijk zijn er ook nog scholen die ons zien als handhaver en ons vooral daarop aanspreken. Maar dat heeft ook met de naam te maken. Consulent leer­recht roept een ander beeld op dan leer­plichtambtenaar. Die nieuwe naam gaat zeker helpen in onze positionering.

Tot slot, hoe wordt er gereageerd op de nieuwe functiebenaming?
Amptmeijer: ‘We noemen het in elk overleg en krijgen veel positieve reacties.’

Janssen: ‘Het klinkt toch ook veel positie­ver. Stel je voor, we gaan op huisbezoek bij een voortijdig schoolverlater en die is niet thuis. Dan doen we een kaartje in de bus. Voorheen durfden we bijna onze naam niet op dat kaartje te zetten en er kwam ook zelden een reactie op het verzoek contact op te nemen. We schaamden ons eigenlijk een beetje voor onze naam. Dat kan toch niet zo zijn! Je moet trots zijn op je beroep, met deze naam zijn we dat!’

 

Deel dit artikel:

Vragen of opmerkingen? Neem dan contact met ons op.